Lesaanbod

Op de vrijeschool krijgen een een leerstofaanbod (curriculum) dat breed georiënteerd is en aansluit op de ontwikkelingsfasen van kinderen.
Naast een stevige basis in vakken zoals taal en rekenen is er veel aandacht voor persoonlijke ontwikkeling, beweging, natuur, creatieve en ambachtelijke vakken en vreemde talen. Hier lees je wat de vrijeschool aanpak bijzonder maakt.

Hoofd, hart en handen

Op de vrijeschool willen we zoveel mogelijk verschillende vermogens van de kinderen aanspreken om hun talenten tot uitdrukking te laten komen. Dit noemen we leren met hoofd, hart en handen.

We willen het denken, voelen en handelen bij kinderen zoveel mogelijk in evenwicht met elkaar ontwikkelen.

Persoonlijke ontwikkeling

Er is op de vrijeschool veel aandacht voor persoonlijke ontwikkeling. Elk kind krijgt de vrijheid om zichzelf te ontdekken en te waarderen. Het mag zijn wie hij is. Elke leerling heeft unieke talenten die hij kan én wil ontwikkelen door contact met de wereld om hem heen: samen worden wie je bent.

We willen als school bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen om zelfstandige en vrijdenkende mensen te worden.

In de klas zorgen we dat een leerling kan ‘warmlopen’ voor die groei en enthousiast is om te leren. De zorgvuldige inrichting van het lokaal, het kleurgebruik en de keuze voor natuurlijke materialen spelen hierbij een rol.

Creativiteit en ambachtelijkheid

Kinderen voelen zich betrokken als ze leren hoe ze zelf iets kunnen verzinnen en maken. Doe je dat samen met anderen, dan wordt de creativiteit extra aangewakkerd. Hoe leuk is het om je eigen brood te bakken, te schilderen, fluit te leren spelen of samen te dansen of een toneelstuk te maken!

Op de vrijeschool leren kinderen zich uit te drukken met natuurlijke materialen. Tekenen met potloden en waskrijt, schilderen met waterverf, schrijven met een vulpen. Brood bakken, wol vilten en hout bewerken.

Het stimuleert de natuurlijke creativiteit en doorzettingsvermogen. Deze kwaliteiten zijn nodig om uitdagingen in een snel veranderende en complexe wereld het hoofd te kunnen bieden. 

Beweging en motoriek

In alle lessen zit zoveel mogelijk beweging. We werken veel met de handen, voeten en het lichaam. Klappen, lopen, rennen, springen en dansen. Het hele lichaam doet mee, ook bij de taal- en rekenlessen.

Beweging en rust wisselen elkaar af. Na geconcentreerd luisteren naar een verhaal is het tijd voor samen zingen of bewegen. We noemen dat het in- en uitademen. Er is een vast dag- en weekritme. Dat zorgt voor rust en houvast voor de kinderen.

De kinderen spelen vaak buiten, ook als het regent. Naast gymnastiek krijgen de kinderen les in euritmie, een bewegingskunst die lijkt op dans. De kinderen bootsen bewegingen na onder begeleiding van een pianist. Hierbij wordt de samenwerking tussen de linker- en rechterhersenhelft gestimuleerd.

Natuur en omgeving

In het lesaanbod is veel aandacht voor de natuur en omgeving van de kinderen. In het periodeonderwijs leren de kinderen bijvoorbeeld over vogels, bijen, water, bomen en planten. De lessen zijn binnen én buiten.

De kinderen onderzoeken welke natuur er in hun omgeving is en welke bijdrage zij daaraan kunnen leveren. In klas 3 en 4 werken ze wekelijks een dag mee op een boerderij. In klas 5 werken ze in een moestuin een schooltuin waar ze groenten, fruit en kruiden kweken. De schoolpleinen zijn groen en worden met natuurlijke materialen ingericht.

Krijtbord

Op de vrijeschool geven leerkrachten les met een ‘ouderwets’ krijtbord. Prachtige krijttekeningen ondersteunen de lesstof op het bord. De aandacht en liefde waarmee de leerkrachten dit doen vangt de aandacht van kinderen op natuurlijke wijze.

Vertelstof

In het vrijeschoolonderwijs vormen verhalen een rode draad door het hele lesaanbod. Voor iedere klas zijn er verhalen die aansluiten bij de ontwikkeling die de kinderen op dat moment doormaken. De kinderen herkennen zich in de vertelstof en doen er inspiratie uit op. De verhalen worden niet alleen verteld, maar ook verwerkt in allerlei vakgebieden zoals taal, rekenen, geschiedenis, toneel, euritmie, schilderen, vormtekenen en muziek.

Klas 1: Klassieke volkssprookjes

In de eerste klas sluiten de klassieke volkssprookjes met hun rijke beelden goed aan bij de belevingswereld van de kinderen. In de sprookjes komen menselijke, sociale en geestelijke waarheden aan bod op een concrete, beeldende manier, zonder verstandelijke of morele uitleg of beoordeling.  

Klas 2: Fabels en legenden

In de fabels worden dieren met eenzijdige menselijke karaktereigenschappen objectief en humoristisch neergezet. Ze zijn sluw, moedig, gulzig en daarin onverbeterbaar. Fabels houden de tweedeklassers een spiegel voor. De kinderen herkennen hun eigen eenzijdigheden en leren die te objectiveren en om te buigen. In legendes komen mensen tot inzicht – de heilige was niet altijd heilig, maar heeft na grote innerlijke strijd zijn of haar eenzijdigheid ‘overwonnen’. Zowel uit de fabel als uit de legende spreekt een natuurlijke moraal, waarbij een oordeel over goed en kwaad onuitgesproken blijft.

Klas 3: Het Oude Testament

In het Oude Testament verlaten de mensen het paradijs. Ze bereiken het beloofde land, maar niet zonder strijd met hun strenge doch rechtvaardige leider. Het is een beeld voor de ontwikkeling die de derdeklasser zelf ook doormaakt, de ontwikkeling van de steeds verder vorderende individualisering.

Klas 4: Oud-Germaanse, Oud IJslandse en Noorse mythologie

Vierdeklassers denken steeds meer na over de wereld. Ze zien waar onrecht is. Het is de leeftijd van de acties en actiegroepjes. In de vertelstof vanaf de vierde klas, de Edda, leveren de goden een voortdurende rauwe strijd met reuzen, dwergen en andere natuurwezens. De goden zijn aan allerlei twijfels onderhevig. Ze kunnen kiezen tussen goed en kwaad, in tegenstelling tot de vertelstof van de eerdere klassen.

Klas 5: Griekse mythologie

In klas 5 vormen de kinderen vaak een hechte groep. Ze praten graag met elkaar over wat hen bezig houdt. Ze leven mee en nemen steeds krachtiger stelling tegen onrecht. Regelmatig gaan ze daarbij over de schreef, want genuanceerd oordelen is nog niet een vaardigheid die bij deze leeftijd hoort. In de Griekse mythen en sagen worstelen de Goden met menselijke eigenschappen als jaloezie en wraakzucht.

Klas 6: De Romeinse tijd

In de zesde klas kondigt zich de puberteit aan. De vanzelfsprekendheid van de wereld gaat verloren. Het goede overwint niet altijd meer. Rechtvaardig zijn, consequent zijn, en de waarheid spreken staan hoog op de agenda in de klassengesprekken. De verhalen uit de Romeinse tijd zijn echt gebeurd. En de Romeinen waren consequent en rechtvaardig – precies wat een zesdeklasser wil.

Periodeonderwijs

De vrijeschool biedt vakgebieden in periodes aan. Gedurende 3 tot 4 weken werken de kinderen de eerste anderhalf uur van de dag, als ze nog fris zijn, aan hetzelfde vakgebied. Dit kan bijvoorbeeld lezen, schrijven, taal, rekenen, en later aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, wiskunde en natuurkunde zijn.

We vinden het belangrijk dat kinderen door de leerstof innerlijk geraakt worden. De klas dompelt zich onder in de leerstof en heeft alle tijd om zich met alle zintuigen en met denken, voelen en willen (handelen) te verbinden met de stof. Dit vraagt uiteraard ook van de leerkrachten dat zij zich met de leerstof moeten verbinden.

Daarom brengt de leerkracht de leerstof zo veel mogelijk heel persoonlijk, doorleefd en op kunstzinnige en creatieve wijze, door het te integreren met vertelstof, tekenen, schilderen, ritme, beweging en zelfgemaakte sketches of toneel. Woord en beeld werken in op het ontluikende gevoels- en verstandsleven.

Het verbinden van de leerstof met beweging werkt stimulerend op de wilskracht. Door nu een vak als taal, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde of toneel dagelijks gedurende een periode van drie a vier weken te laten terugkomen, krijgt dit vak een goede samenhangende opbouw. Omdat het onderwerp niet versnipperd wordt, verbinden de leerlingen zich er geconcentreerd met hun gevoel mee.

Het kind beschrijft, tekent en schildert de periodestof zelf in een periodeschrift, dat na verloop van tijd eigenlijk een zelfgemaakt leerboek of verslag wordt. Voor elke periode wordt een ander schrift gebruikt.

Omdat elke periode maar een tot vier keer per jaar voorkomt, krijgen de kinderen de kans om ’te vergeten’. Wordt de draad dan later weer opgepakt, dan blijkt er heel wat te zijn gebeurd: de stof is niet vergeten, maar bezonken en meer eigen gemaakt, ‘het kwartje gevallen’.

Het periodeonderwijs leent zich bij uitstek om de leerlingen kennis te laten maken met nieuwe leerstof. Daarbij is na de klassikale instructie veel aandacht voor individuele verschillen; de leerkracht streeft ernaar dat ieder kind naar de eigen mogelijkheden aan het werk kan gaan.

In de oefenuren van taal en rekenen worden de vaardigheden herhaald, geoefend en verdiept. Daar is volop ruimte om vaardigheden te automatiseren. Daarom worden vakgebieden als lezen, spelling en rekenen dagelijks geoefend.

Vaklessen

Na het periodeonderwijs krijgen de kinderen vaklessen. Dit kunnen creatieve vakken zijn, schilderen, vormtekenen, boetseren, vreemde talen, lichamelijke opvoeding of oefenuren taal en rekenen waarin de kinderen zelfstandig leren werken. Sommige vaklessen worden door een vakleerkracht gegeven, zoals handwerken, houtbewerken, muziek, euritmie of gymnastiek.

Vormtekenen

Vormtekenen doet een beroep op de vormkrachten en fijne motoriek van het kind. Daardoor is het een voorbereiding op het schrijven. De te tekenen vormen hebben een zekere wetmatigheid. Het is belangrijk tijdens het tekenen te kunnen corrigeren. Het vormtekenen oefent concentratie en ruimtelijk inzicht.

Het vormtekenen begint in de le klas met het op talloze manieren op papier zetten van rechte en kromme lijnen. Dan gesloten figuren zoals cirkels, driehoeken en vierkanten waardoor ‘binnen-‘ en ‘buitenwereld’ van elkaar gescheiden worden. Dat kan het kind dan ook innerlijk beleven. Later volgen spiralen die van binnen naar buiten of van buiten naar binnen wikkelen, waardoor weer een verbinding ontstaat. Vormen kunnen met elkaar ‘spelen’ en zo van vorm veranderen. Er komt steeds meer bij, zoals symmetrie in de 2e klas, vlechtmotieven in de 4e klas, de vormentaal uit oude cultuurperioden in de 5e klas. In de 6e klas komen er ingewikkelde geometrische figuren bij en perspectief tekenen. 

Tekenen

Kinderen leren tekenen vanuit vlakken en achtergronden. Geleidelijk aan wordt het meer figuratief. Zo leren kinderen vanuit lijnvoering tekenen. Ze gebruiken daarbij verschillende tekenmaterialen zoals waskrijt, , kleurpotloden en houtskool. 

Schilderen

Het schilderen gebeurt met waterverf op nat papier. De kleuren bewegen gemakkelijk op het papier en het schilderen is een levendig proces. Het schilderen start vanuit kleur en vorm en is vaak een afspiegeling van het gevoelsleven. In de loop van de schooljaren wordt het schilderwerk meer figuratief.

Toneel

Verhalen vormen een belangrijk onderdeel van het vrijeschool onderwijs. Vanuit deze verhalen maken de kinderen samen met de leerkracht ieder jaar een toneelstuk met dialogen, recitaties, zang en beweging, dat ze opvoeren voor de ouders. Van jongs af aan leren de kinderen zo het podium te betreden en bouwen ze zelfvertrouwen op.

Bij de rolverdeling houden leerkrachten rekening met pedagogische vragen, zoals welke boodschap de groep zou kunnen helpen of welke rol een kind zou kunnen helpen in de persoonlijke ontwikkeling.

Muziek

Om muziek te kunnen maken en om er van te kunnen genieten, is de ontwikkeling van muzikaal gevoel een voorwaarde. De muzikaliteit is verweven met met zang en liedjes. De kinderen zingen, bespelen intrumenten en leren een door ouders gemaakte bamboefluit te bespelen. Ook leren ze luisteren en samenwerken. Want alleen door samenwerken kun je samen muziek maken of zingen.

Bij de jongste kinderen gaat de muziek samen met beweging en zijn er liedjes in pentatonische stemming. Vanaf klas vier zingen de kinderen canon, waarbij ze maatsoorten en ritme oefenen met instrumenten. De vijfde- en zesdeklassers oefenen ook meerstemmigheid en intervallen. De klassen 4, 5 en 6 vormen een schoolkoor dat optreedt bij jaarfeesten of één keer per jaar een concert geeft.

Euritmie

Euritmie is een bewegingskunst die in de vrijeschool pedagogisch wordt toegepast. Doel van het euritmisch bewegen op live muziek, gedichten of gereciteerde teksten is, dat het kind niet alleen uiterlijk, maar ook innerlijk in beweging komt. Bij het jongere kind bevordert euritmie mede de motorische ontwikkeling en de samenwerking tussen de twee hersenhelften; in de hogere klassen wordt het sociale aspect in de euritmie nadrukkelijk nagestreefd.

De kinderen krijgen les van een vakleerkracht in euritmie, een bewegingskunst die lijkt op dans. De kinderen bootsen bewegingen na onder begeleiding van een pianist. Daarbij wordt de samenwerking tussen linker- en rechterhersenhelft gestimuleerd.

Bij euritmie ligt de nadruk op het lichamelijk uiten van wat er in muziek of een verhaal te horen is. Net als muziek is euritmie een groepsactiviteit, waarbij samenwerken en reageren op elkaar belangrijk zijn. De kinderen leren verbinding te maken met hun eigen lichaam en met de ruimte om hen heen. Ze leren zich niet alleen in woorden te uiten, maar ook in bewegingen. Euritmie stimuleert aandachtig luisteren en gevoel voor ruimtelijk inzicht.

Handwerken

Breien, haken en borduren dagen ook uit om te tellen en ordenen, wat helpt bij bijvoorbeeld rekenen. Met handwerken leren kinderen technieken beheersen, maar ook doorzetten. Het stimuleert de creativiteit en de voldoening van het maken van een werkstuk. 

Handvaardigheid

Bij de vrijeschool staan ambachten hoog in het vaandel. De handvaardigheid begint met diverse knutseltechnieken en boetseren met bijvoorbeeld bijenwas en klei. In de hogere klassen komen technieken als houtbewerken aan bod. Hierbij komt het proces van grof naar fijn werken aan bod. Concentratie, inspanning en doorzettingsvermogen zijn nodig om ruwe materialen als hout en klei vorm te geven. Door (gebruiks)voorwerpen te maken, worden leerlingen handig en oefenen ze de fijne motoriek en het voorstellingsvermogen.

Taal en rekenen

Net als op iedere school legt de vrijeschool een stevige basis in lezen, schrijven, spelling en rekenen. We volgen daarin de landelijke kaders en toetsen. Uiteraard is er in de vrijeschool veel aandacht voor de verbinding van hoofd, hart en handen, ook binnen het aanbod van taal en rekenen.

In de kleuterklassen is taal en rekenen verweven in het ochtendspel en in alle andere activiteiten die worden aangeboden. De kinderen zingen veel, zeggen versjes op, doen vingerspelletjes, doen voorbereidende oefeningen voor het latere lezen en spellen in klas 1, krijgen rekenopdrachtjes en tijdens het vrije spel komen taal en rekenen ook regelmatig impliciet aan bod.

In de klassen 1-6 wordt het taal- en rekenonderwijs op twee manieren aangeboden.  Nieuwe leerstof wordt aangeboden in de taal- en rekenperiodes. Herhaling en inoefening van de leerstof vindt plaats in de oefenuren. Taal en reken wordt dagelijks geoefend.  

In klas 1 leren de kinderen de klanken en letters. Bij het schrijven gaat de leerkracht uit van letterbeelden die vaak voortkomen uit de vertelstof.

Lezen en spelling

Voor lezen en spelling maken gebruik van de methodiek ‘Zo Leren Kinderen Lezen en Spellen’ van José Schraven. Deze methodiek sluit aan bij de wijze waarop de vrijeschool het taalonderwijs wil aanbieden. Deze methodiek wordt vanaf klas 2 doorgevoerd.

De kinderen oefenen met dictees en werkboeken van de methode STAAL. Bij spelling werken we met categorieën voor de niet-klankzuivere woorden; in klas 1 zijn dat 7 categorieën en uiteindelijk hebben de kinderen in klas 5 zich 35 categorieën eigen gemaakt. Bij het schrijven van teksten wordt de spelling toegepast.

Er is in de verschillende leerjaren ook veel aandacht voor gedichten, reciteren, spreken, leestekens, grammatica, verhalend schrijven, brieven schrijven, werkwoordspelling, woordsoorten benoemen, spreekwoorden en gezegdes, spreekbeurten, begrijpend lezen en ontleden.

Spreken

Spreken heeft een belangrijke rol in het vrijeschoolonderwijs. We beginnen ’s ochtends in iedere klas met een ochtendspreuk en de individuele spreuken van de kinderen, daarna zingen we.

Er worden veel verhalen verteld, er worden vanaf klas 2 spreekbeurten gehouden, er zijn kringgesprekken en in de hogere klassen wordt er gedebatteerd of gediscussieerd.

Rekenen

Bij rekenen beginnen we met tellen, klappen en stampen, aantallen, turven, getalsbegrip, splitsen van getallen, enzovoort. Vanuit verschillen manieren van verdelen leren de kinderen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.

  • Klas 1: Kwaliteiten van de getallen, sprong over het tiental en rekenen onder de 20.
  • Klas 2: Tijd, vermenigvuldigen en rekenen onder de 100.
  • Klas 3: Geld, meten en wegen (eventueel gekoppeld aan huizenbouw en/of boerderij) en rekenen onder de 1000.
  • Klas 4: Meten en breuken (in 2 rekenperiodes: 1e kennismaken, 2e bewerkingen) en rekenen boven de 1000.
  • Klas 5: Verhoudingsgetallen (kommagetallen, breuken, procenten) en meten (Inhouden en herhaling) 
  • Klas 6: Grafieken en tabellen, meetkunde en construeren.

De rekenonderwerpen worden vanuit de beleving en context aangeboden in periodes en in oefenuren en worden zoveel mogelijk met beweging en visuele middelen ingeoefend.

Vreemde talen

Hoe jonger, hoe gemakkelijker kinderen een vreemde taal leren. Daarom krijgen de kinderen op de vrijeschool vanaf klas 1 les in Engels en een tweede vreemde taal. Kinderen ontdekken niet alleen dat ieder mens een eigen manier heeft om dingen te zeggen, maar dat er ook verschillende talen bestaan.

In de eerste drie klassen gebeurt dit vooral spelenderwijs, net zoals kinderen de moedertaal leren. De vreemde taal wordt aangeboden met liedjes, vingerspelletjes, tongbrekers en versjes, samen met beweging.

Vanaf klas 4 leren de kinderen ook lezen en schrijven in de vreemde taal. Er is aandacht voor grammatica, uitspraak en het raadplegen van woordenboeken.

Engels

Engels leren de kinderen vanaf de kleuterklas. Dat gebeurt eerst spelenderwijs zoals het kind zich de moedertaal eigen maakt. Vooral door te luisteren naar de klanken en het ritme van de woorden van verhaaltjes, door liedjes te zingen, vingerspelletjes en toneelstukjes te doen en versjes op te zeggen. Eenvoudige dialogen worden gevoerd als een soort ritueel dat steeds weer herhaald wordt.

Grammatica, lezen en schrijven worden vanaf de 4e klas toegevoegd. Tegen die tijd zijn de kinderen in staat zich in bepaalde eenvoudige situaties in de vreemde taal uit te drukken. Zij oefenen dat in toneelstukjes.

Aardrijkskunde, biologie, natuurkunde, geschiedenis

Op de vrijeschool krijgen zoals aardrijkskunde, biologie, natuurkunde en geschiedenis invulling naar de directe, waarneembare omgeving van de kinderen. Zo wekken we de belangstelling voor en verbinding met de natuurlijke omgeving.

Heemkunde legt een basis voor aardrijkskunde, biologie en natuurkunde. Met plant- en dierkunde bestuderen kinderen de karakteristieken van planten en dieren. Via het werken in de schooltuin komen ze in contact met de plantenwereld.

Heemkunde

Heemkunde legt de basis voor aardrijkskunde, biologie en natuurkunde. Ook bevat het elementen van taal, rekenen en sociale vorming. In de eerste klassen richt de heemkunde zich op het wekken van belangstelling voor en verbinding met de natuur, de seizoenen, planten en dieren in de directe leefomgeving van de kinderen. Vanaf klas 4 gaat de heemkunde over in vakken als aardrijkskunde, geschiedenis, biologie en natuurkunde.

Aardrijkskunde

Met aardrijkskunde komt het ingrijpen van de mens in de natuurlijke omgeving aan bod, zoals de loop van de Rijn, dijkenbouw, ontginning en inpoldering. Ook verkennen de kinderen verdere omgeving met kaarttekenen, oriëntatie aan de windrichtingen en de topografie van Nederland, Europa en de wereld.

Geschiedenis

De geschiedenislessen starten met de eigen woonomgeving en hebben vooral betrekking op de stad Utrecht. Het ontstaan van de stad Utrecht wordt behandeld en enkele personen of gebeurtenissen worden eruit gelicht om de kinderen hiermee echt verbinding te laten krijgen. In de hogere klassen leren de kinderen over de oude culturen van het Oude India, Perzië, Mesopotamië, Egypte tot de Grieken, de Romeinse cultuur en de karakteristieken van de Middeleeuwen met hun invloed tot in deze tijd. De kinderen maken kennis met de oorsprong van landbouw en veeteelt en de mens en zijn religie. Verder is er aandacht voor de islam en de confrontatie van christendom en islam tijdens de kruistochten.

Biologie

Vanaf klas 6 leren de kinderen over de gesteenten en mineralen, zoals kalk en graniet in hun karakteristieken. Ook maken ze een begin met atmosferische verschijnselen, zoals we die terug zien in het klimaat en het weer.

Natuurkunde

Bij de natuurkundeles vanaf klas 6 worden de fenomenen van licht, warmte, geluid, magnetisme en elektriciteit behandeld. De kinderen leren zelf waarnemen en beschrijven: ik had, ik deed, ik zag en ik concludeerde. De lessen beginnen bij de dagelijks waarneembare verschijnselen.

Plant- en dierkunde

In de periode dierkunde in klas 4 en in de periode plantkunde in de klassen 5 en 6 worden planten en dieren bestudeerd. De kinderen verdiepen zich in hun karakteristieken en tekenen en schrijven erover. Ook maakt de klas wekelijks contact met de plantenwereld door te werken in de moestuin.

Sociale vaardigheden

Op de Vrije School Utrecht zijn sociale vaardigheden een belangrijk aandachtspunt. Denk aan vertrouwen en veiligheid in de klas, sociale integratie, beheersing van oplossingsstrategieën bij conflicten, bewustwording van de eigenheid van de kinderen, leren verantwoordelijkheid te nemen en actief burgerschap.

Op onze scholen zijn sociale vaardigheden een belangrijk aandachtspunt. Denk aan vertrouwen en veiligheid in de klas, sociale interacties, beheersing van oplossingsstrategieën bij conflicten, bewustwording van de eigenheid van de kinderen, leren verantwoordelijkheid te nemen en actief burgerschap.

De sociale vaardigheden komen van nature terug in vakken zoals euritmie, gymnastiek, toneel, samenwerkingsprojecten en de dagelijkse omgang met elkaar. Leerkrachten kunnen coöperatieve spellen, regenboogspelen, rollenspellen, massage en sociale spelletjes inzetten om de sociale vaardigheden van de kinderen en het vertrouwen en veiligheid in de klas te stimuleren.

Daarnaast werken we in onze scholen in de klassen 1 tot en met 6 met de Kanjertraining. Deze methodiek bestaat uit een serie lessen met oefeningen om te sfeer in de klas goed te houden of te verbeteren.

Lichamelijke opvoeding

Op de vrijeschool krijgen kinderen lichamelijke opvoeding tijdens speluren en in de hogere klassen tijdens gymnastiekles. De kinderen leren hun zintuigen gericht te gebruiken en leren verschillende bewegingsmogelijkheden beheersen. Bij de jongere kinderen ligt de nadruk op ritmisch bewegen in kringspelen, reidansjes en behendigheidsspelen. In de lagere klassen komt veel bewegen en motorische oefening vanzelfsprekend vaak aan bod in de speelzaal van school. Vanaf klas 1 of 2 krijgen de kinderen gymnastiek in de gymzaal.

Boerderijschool

Vanaf maart in de derde klas tot de herfstvakantie in de vierde klas gaan de kinderen wekelijks naar een boerderij. In de lente, de zomer en de herfst maken zij zo 3 seizoenen mee op de boerderij, de tuinbouw, de veeteelt en de landbouw. Er wordt die dag hard gewerkt: van dieren voederen, melken, stallen uitmesten tot oogsten. Zo ervaren de kinderen het boeren- en buitenleven en leren ze over de samenhang tussen mens, dier en voedsel.

De boerderij is een rijke en krachtige leeromgeving waar opgroeiende kinderen het ‘echte’ leven aan den lijve kunnen ervaren. Alle zintuigen van het kind worden hierbij aangesproken. De kinderen kunnen op de boerderij naar hartenlust kijken, voelen, proeven, ruiken en horen.

Ze zien hoe het in de praktijk op een boerderij aan toe gaat en werken met de boer en boerin mee. Hierbij ontstaat nieuwsgierigheid naar de ontwikkelingen gedurende de cyclus van het jaar en wordt de boerderij een stukje van hen zelf.

Verschillende leerdomeinen komen op de boerderij op een geïntegreerde wijze aan bod. Dit noemen wij levend leren of ervarend leren.

Naast leerervaringen op het gebied van natuur en milieu, techniek, taal en rekenen doen de kinderen ook leerervaringen op die van betekenis zijn voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid.

Het werken op de boerderij is gezond, we fietsen er heen en doen fysieke arbeid. Het boerderijwerk versterkt de wilskracht en het doorzettingsvermogen van kinderen en geeft enorm veel plezier.

Burgerschap, diversiteit, gezonde relaties en seksualiteit, mediawijsheid

Net als andere scholen besteden ook wij aandacht aan burgerschap, maatschappelijke diversiteit, inclusie en gezonde relaties en seksualiteit. Uiteraard zorgen wij ook voor een sociaal veilig klimaat in en om de school. Er zijn onderwerpen van burgerschap die in het curriculum van het vrijeschoolonderwijs impliciet en in mindere mate expliciet aan bod komen, uiteraard gerelateerd aan de leeftijds- en ontwikkelingsfasen en de vragen van het kind en/of de klas.

Burgerschap

Wij geven invulling aan burgerschapsvorming vanuit de basiswaarden vrijheid, gelijkheid en solidariteit, die ten grondslag liggen aan onze democratie. Deze zijn diep verankerd in het vrijeschoolonderwijs.

Onze scholen zijn sociale oefenplaatsen omdat kinderen van verschillende niveaus en vanuit verschillende sociale achtergronden langere tijd met elkaar en dezelfde leerkracht in de klas zitten. En nog meer dan dat, zijn het gemeenschappen waarin leerkrachten, kinderen en ouders allemaal een bijdrage leveren. Ons vrijeschoolonderwijs kenmerkt zich door deze samenwerking in gemeenschapszin.

Diversiteit

Voor wat betreft diversiteit hanteren wij de diversiteitscode van de Vereniging van Vrijescholen en doen dit vanuit de volgende 3 uitgangspunten:

  • Toegankelijk
    Wij zijn open en toegankelijk voor leerlingen en medewerkers vanuit alle achtergronden.
  • Divers
    Bij ons doet iedereen ertoe en doet iedereen mee. Wij geloven in de kracht van diversiteit. We maken werk van de kennismaking en ontmoeting met de veelkleurigheid en diversiteit van de samenleving, zodanig dat leerlingen zich ontwikkelen tot onderzoekende, wereldwijze en zelfbewuste volwassenen die vanuit gelijkwaardigheid samenleven. De kracht en positiviteit van diversiteit benutten wij door het unieke van elk individu te (h)erkennen en te verwelkomen. Het is onze overtuiging dat mensen elkaar waarderen en verder kunnen helpen dankzij hun verschillen en de overeenkomsten.
  • Kansengelijkheid & non-discriminatie
    Wij staan voor gelijke kansen voor iedereen en spreken ons uit tegen discriminatie op welke grond dan ook.

Wij willen onderwijs bieden waar alle leerlingen welkom zijn en zich thuis voelen en zich vrij durven en kunnen ontwikkelen, ongeacht hun thuissituatie of achtergrond. Wij willen dat leerlingen in ontmoeting en samenwerking kennismaken met diversiteit, en zich er positief en zelfbewust tot leren verhouden.

Relationele vorming, seksualiteit en mediawijsheid

In de sociale vaardigheidslessen van de klassen 5 en 6 komen relationele vorming en seksualiteit en mediawijsheid expliciet aan de orde.